Aalst, G. van

Gerardus van Aalst


Gerardus van Aalst (1678-1759) heeft ruim 50 jaar op verscheidene plaatsen Gods Kerk mogen dienen,

* eerst te Vuuren-en-Dalem vanaf 1704,

daarna Sommelsdijk in 1706,

* en ten laatste vanaf 1715 te West-Zaandam. Hier ging hij in 1755 met emeritaat en stierf vier jaar later op 29 juni 1759.


Product vergelijk (0)


Proeve des geloof - Gradus van Aalst

Proeve des geloof - Gradus van Aalst

Proeve des geloof - Gradus van AalstProeve des geloof, ofte korte verhandeling over de 21e vrage van..

€ 0,00

Wat is een waar geloof - Gerardus van Aalst

Wat is een waar geloof - Gerardus van Aalst

Wat is een waar geloof - Gradus van AalstWat is een waar geloof? Dat is een van de cruciale vragen u..

€ 14,95

Weergeven 1 t/m 2 van in totaal 2

Gerardus van Aalst werd geboren in 1678, die zijn theologische opleiding aan de Hogeschool te Leiden ontving. Hij werd in 1704 predikant van Vuren en Dalem, twee jaar later ging hij naar Sommelsdijk, om in 1715 naar West-Zaandam te gaan. Deze laatste gemeente heeft hij tot 1754 gediend. Gerardus was getrouwd met A.van Meerten.

Van zijn hand verschenen verschil­lende prekenbundels.

In 1754 verscheen de ‘Geestelijke mengel­stoffen ofte godvrugtige bedenkingen’, en ‘Jubeljaarspredikatie gedaan op 11 augustus 1754 in Amsterdam.

Ook schreef hij een boekje waarin hij zijn 50 jarige ambtsjubileum herdacht. Gerardus van Aalst overleed in 1759.

Een grafdichter noemde hem een ’waardig Bijbeltolk, een zuive­re waarheidsbaak en raadsman der vromen’.

De schrijver is predikant geweest in een drietal gemeenten. Hij werd geboren rond september in het jaar 1678 en heeft zijn theologische opleiding ontvangen aan de Universiteit te Leiden. Hij was waarschijnlijk afkomstig uit een familie die bekend was door de schilderkunst en van oorsprong woonachtig in Antwerpen. Na zijn theologische opleiding werd hij op 10 augustus 1704 predikant te Vuren en Dalen. Hier stond hij tot 1706, toen hij zijn eerste standplaats verwisselde met Sommelsdijk, waar hij tot 1715 zijn ambtelijke arbeid verricht heeft. In Sommelsdijk trad hij in het huwelijk met Aletta van Meerten. Zij overleed op 23 december 1744. Daarna werd hij predikant in West-Zaandam. Deze gemeente heeft hij bijna veertig jaar gediend. Op 11 augustus 1754 heeft hij zijn vijftigjarige gedachtenisrede over Psalm 71:17-18 gehouden. In datzelfde jaar werd hij door een ziekte aangetast die het hem onmogelijk maakte zijn ambtelijke arbeid verder uit te oefenen. Hij ging in 1755 met emeritaat en overleed op 29 juni 1759, tachtig jaar oud. Op 3 juli 1759 werd hij begraven en op 8 juli heeft zijn ambtgenoot Johannes Hansen een gedachtenisrede over hem gehouden met als uitgangspunt Psalm 37:37. Van zijn hand zijn verschillende boeken verschenen. Hij is bekend geworden door zijn verklaring over de gelijkenis van de zaaier, De Parabel van den Zaajer, Verklaart en Toegepast in vier Predikatiën (1748). Een ander werk is Geestelyke Mengelstoffen, ofte, Godvrugtige Bedenkingen (1754). Bij de eerste druk was een gedachtenispredicatie vanuit Ezechiël 24:16 over zijn vrouw Aletta van Meerten gevoegd. De Jubeljaars-Predicatie ter gelegenheid van zijn vijftigjarig ambtsjubileum is eveneens uitgegeven (1754). Ook is door hem uitgegeven: Proeve des Geloofs, ofte, Een korte Verhandeling over de 21 Vrage van den Heidelbergschen Catechismus (1749), met Bijbels en leerzaam onderricht over de aard en de oefening van het ware geloof. In het laatstgenoemde werkje, nu weer herdrukt, geeft Gerardus van Aalst een beschrijving van het ware geloof. Ik vind hierin nauwe overeenkomsten met de omschrijving in het overbekende vragenboekje van Abraham Hellenbroek, wanneer deze spreekt over de eigenlijke en rechtvaardigmakende daad des geloofs. Van Aalst maakt duidelijk dat er in het ware geloof sprake is van een proces van langzame, gestage groei en wasdom. Niet alles wordt direct verstaan en begrepen. Het blijft een levenslang leerproces, wat trouwens voluit Bijbels is. Ook in het vertrouwen van het geloof ziet hij een soort groeiproces. Hij onderscheidt een toevluchtnemend vertrouwen, een overgevend vertrouwen en ten slotte een rustend vertrouwen. Uitgebreid wordt stilgestaan bij de zielenvragen die omtrent dit onderwerp leven. Op pastorale wijze gaat hij hiermee om. Hij maakt, evenals vele oudvaders uit de tijd van de Nadere Reformatie, onderscheid tussen de uitgaande daad van het geloof, die noodzakelijk is tot zaligheid, en de wederkerende daad van het geloof, die vooral gericht is op het vertroostende gevoel in de gelovige. Kortom, het is een zeer lezenswaardig werkje, dat handelt over het enige nodige, namelijk het ware geloof. Immers, zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Ik eindig met de karakteristiek die Leonard van Meerten, predikant te Arkel, in het grafschrift dat hij op zijn oudoom dichtte, van hem gegeven heeft: Een trouwe boetgezant, van werken afgesloofd, Een helder kerkenlicht, allengskens[1] uitgedoofd, Een ster, die in veel kracht drie kerken heeft beschenen, Is uit ons lievend[2] oog, o West-Zaandam, verdwenen. Een waardig Bijbeltolk, en rusteloze ziel, Die in haar ruste zelfs noch nimmer rust geviel;[3] Die zuiv’re waarheidsbaak en raadsman van de vromen Is, als de korenhoop, in ouderdom gekomen In ’t graf, waar hij nu rust van zijn volijv’rig werk; Die voor de waarheid zich begaf in ’t worstelperk. Maar nu de kroon, die aan het eind was opgehangen, En het genadeloon mag ongestoord erlangen.[4]
Do NOT follow this link or you will be banned from the site!