H.C. Zondag 23
Zondag 23 van de Heidelbergse Catechismus
Deze zondag hoort bij hoofdstuk 3: Van de rechtvaardigmaking.
Er zijn 3 vragen en antwoorden in zondag 23: vraag 59 t/m vraag 61.
De rechtvaardigmaking door het geloof
Karels, Ds. W.J.De rechtvaardigmaking door het geloof van Ds. J.W. Karels21- Eskol reeks Preek over de twaalf artike..
€ 2,95
De sacramenten - Dr. G. Oorthuys
Oorthuys, Dr. GDe sacramenten van dr. G. OorthuysDe sacramenten : toelichting op de Zondagen XXIII tot XXXIII van d..
€ 0,00
Echt geloven - Ds. J. van Amstel
Amstel, Ds. J. vanEcht geloven van Ds. J. van Amstel Wat houdt het waar zaligmakend geloof in? Hoe kom je aan een w..
€ 0,00
Het wezen van het oprecht geloof - Jan Nupoort
Nupoort, JanHet wezen van het oprecht geloof van Jan NupoortIn dit werk van Jan Nupoort (1733-1781) worden de ho..
€ 17,90
Het wezen van het oprecht geloof - Jan Nupoort
Nupoort, JanHet wezen van het oprecht geloof van Jan NupoortIn dit werk van Jan Nupoort (1733-1781) worden de ho..
€ 0,00
Rechtvaardig voor God - Ds. J. Koster
Koster, Ds. J.Rechtvaardig voor God van ds. J. Koster3 preken over Zondag 7 en 23 Preekstoffen over het wezen e..
€ 5,95
De rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof om niet - Ds. J.W. Verweij
Verweij, Ds. J.W.De rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof om niet van Ds. J.W. VerweijDe enige troost Bund..
€ 0,00
Vraag 59: Maar wat baat het u nu, dat gij dit alles gelooft?
Antw. : Dat ik in Christus voor God rechtvaardig ben, en een erfgenaam des eeuwigen levens.
Vraag 60: Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?
Antw. : Alleen door een waar geloof in Jezus Christus ; alzo dat, al ishet dat mij mijn consciëntie aanklaagt, dat ik tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geen daarvan gehouden heb , en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben , nochtans God, zonder enige verdienste mijnerzijds ,uit louter genade mij de volkomen genoegdoening , gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent , evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan, ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft , in zoverre ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem.
Vraag 61: Waarom zegt gij, dat gij alleen door het geloof rechtvaardig zijt?
Antw. : Niet, dat ik vanwege de waardigheid mijns geloofs Gode aangenaam ben; maar daarom, dat alleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus mijn gerechtigheid voor God is , en dat ik die niet ander dan alleen door het geloof aannemen en mij toe eigene kan.
Zondag 23
(Wijze: Psalm 77)
Vers 1
Welk een voorrecht te geloven: (Vraag 59.)
Mijne Heiland is daar boven.
Hij is mijn Gerechtigheid
En mijn deel in eeuwigheid.
'k Ben, daar Hij Zich mij wou geven.
Erfgenaam van 't eeuwig leven.
Dat geeft mij het grootst geluk
in de moeite en de druk.
Vers 2
Ik was al Gods straffen waardig (Vraag 60.)
Maar ik ben voor God rechtvaardig
Door een waar, oprecht geloof,
Dat mij niemand meer ontrooft.
Mijn geweten blijft wel spreken
Van mijn zonden en gebreken;
Nochtans zal ik zalig Zijn,
Zijn Gerechtigheid is mijn'.
Vers 3
Ach, ik ken mijn diepe noden:
Tegen elk van Gods geboden
Heb ik zwaar gezondigd, ja,
Roem ik, dat is in gena.
'k Heb niet een gebod gehouden,
Waarop ik nog roemen zoude.
Mijn natuur is boos en kwaad,
Gans verdorven. vol van haat.
Vers 4
'k Ben tot alle kwaad genegen.
Maar ik heb gena verkregen;
Zonder enig goeds van mij
Sprak mij God voor eeuwig vrij.
Christus' heil is mij geschonken
O, dat doet mijn hart ontvonken.
Zijne heiligheid is mijn,
Daarom zal ik zalig zijn.
Vers 5
De kwitantie is getekend,
Alles wordt mij toegerekend
Wat mijn Heiland heeft gedaan;
Vrij mag ik nu henen gaan.
Nu is 't of ik in mijn leven
Nimmer zonden heb bedreven.
Ja, als had ik ’t al volbracht
Wat God van Zijn kind verwacht.
Vers 6
Die genade komt van boven,
Door van harte te geloven:
Wat ik in 't geloof aanvaar’
Wordt voor mij ook zeker waar.
Maar ofschoon mijn hart ’t aanvaarde. (Vraag 61.)
Dat heeft in zichzelf geen waarde,
Maakt mij tot geen heil bekwaam
En voor God niet aangenaam.
Vers 7
'k Heb zelfs mijn geloof verdorven,
Maar mijn Heiland is gestorven;
Hij bracht mij dat heilgoed aan,
Heeft voor mij genoeg gedaan.
Al Zijn deugden zijn de mijne.
Want ik ben geheel de Zijne;
Hij is toch van mij geheel;
Door ’t geloof wordt Hij mijn deel.