H.C. Zondag 40
Zondag 40 van de Heidelbergse Catechismus
Deze zondag hoort bij hoofdstuk 4: Van de Wet.
Er zijn 3 vragen en antwoorden in zondag 40: vraag 105 t/m vraag 107.
Gij zult niet doodslaan - Ds. Jac Vermaas
Vermaas, Ds. Jac, Berg, Ds. K.J. van den, ...Gij zult niet doodslaan - Ds. Jac VermaasLosse preken over de Heidelbergse Catechismus 1940-1941 ond..
€ 0,00
Het zesde gebod - Ds. H. Paul
Paul, Ds. H.Het zesde gebod - Ds. H. PaulDe enige troost Bundel Catechismus preken van verschillende predikant v..
€ 0,00
Vraag 105: Wat eist God in het zesde gebod?
Antw.: Dat ik mijn naaste noch met gedachten, noch met woorden of enig gebaar, veel minder met de daad, door mijzelf of door anderen ontere, hate, kwetse of dode; maar dat ik alle wraakgierigheid aflegge ; ook mijzelf niet kwetse of moedwilliglijk in enig gevaar begeve ; waarom ook de Overheid het zwaard draagt om den doodslag te weren.
Vraag 106: Maar dit gebod schijnt alleen van het doodslaan te spreken?
Antw.: God, verbiedende den doodslag, leert ons, dat Hij den wortel des doodslags, als nijd, haat, toorn en wraakgierigheid, haat en zulks alles voor een doodslag houdt.
Vraag 107: Maar is het genoeg, dat wij onzen naaste, zoals tevoren gezegd is, niet doden?
Antw.: Neen; want God, verbiedende den nijd, haat en toorn, gebiedt, dat wij onzen naaste liefhebben als onszelf , en jegens hem geduld, vrede, zachtmoedigheid, barmhartigheid en alle vriendelijkheid bewijzen, zijn schade, zoveel als ons mogelijk is, afkeren , en ook onzen vijanden goed doen.
Zondag 40 - (Wijze: Palm 73)
Vers 1
O Gij, Die hart en nieren proeft, (Vraag 105.)
Gij weet wat ik zozeer behoef.
Om met mijn naaste goed te teven.
Wil Uwe bijstand aan mij geven,
Opdat ik in gedachten niet
Mijn naaste toewens één verdriet;
Ja, dat er nooit een bitter woord
Van mijne lippen word’ gehoord.
Vers 2
Bewaar mij voor de boze daad
En voor een grimmig, kwaad gelaat;
Laat mij nooit anderen onteren,
Waardoor ik hen in 't hart zou deren
Ja. dat ik zelfs niet in de nood
Ga hopen op zijn snelle dood.
Maar dat ik Alle wraak en nijd
Aflegge in gehoorzaamheid-
Vers 3
Dat ik mij nimmer hier of daar (Vraag 106.)
Moedwillig stelle in gevaar.
Wil alle doodslag van mij weren
En mij de goede regel leren.
Roei in mij ook de wortel uit
Waaruit de boze haat ontspruit.
Bewaar mij voor de harde wraak
En ook voor alle leedvermaak.
Vers 4
Maak Gij mijn hart toch rijk en blij. (Vraag 107.)
Dat ik hem liefheb zoals mij:
Mijn naaste die ik mag ontmoeten.
Dat ik zijn lijden mag verzoeten.
Dat ik geduldig moge zijn
En met een hart vol zonneschijn
Betone alle vrlend'lijkheid
Zachtmoedigheid, barmhartigheid.
Vers 5
Gij, Die de schuld mij kwijtschold, geef
Dat ik met mijne naaste leef
In liefde en in blijde vrede:
Dat ik hem deel van ‘t mijne mede.
Dat Ik zijn schade, als Ik kan
Afkere, als een eerlijk man,
Ja, dat ik mijn vijand fier en koen.
Om Uwentwil nog goed zal doen.